Kortweg komt dit erop neer dat een Nederlandse regel die een belastingvermindering voor de financieringskosten van een in een andere lidstaat gevestigde dochteronderneming afhankelijk maakt van de voorwaarde dat deze kosten middellijk dienstbaar zijn aan het behalen van winst in Nederland, volgens het Hof in strijd is met de fundamentele vrijheid van vestiging.
Danach verstößt eine niederländische Regelung, derzufolge die Finanzierungskosten für eine Tochtergesellschaft in einem anderen Mitgliedstaat nur dann steuerlich abzugsfähig sind, wenn diese Kosten mittelbar der Erzielung von Gewinnen in den Niederlanden dienen, gegen den Grundsatz der Niederlassungsfreiheit.