In lid 5 van datzelfde artikel is bepaald dat vanaf 1999, de financiële steun niet meer mag bedragen dan 4,5 % van de waarde van de door de telersvereniging in de handel gebrachte productie, op voorwaarde dat het totale bedrag van de financiële steun minder bedraagt dan 2,5 % van de totale omzet van alle telersverenigingen samen.
Gemäß Absatz 5 desselben Artikels gilt für die finanzielle Beihilfe ab 1999 eine Obergrenze von 4,5 % des Wertes der vermarkteten Erzeugung der einzelnen Erzeugerorganisationen, sofern der Gesamtbetrag der finanziellen Beihilfen weniger als 2,5 % des Gesamtumsatzes sämtlicher Erzeugerorganisationen ausmacht.