3. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat in elk strafonderzoek betreffende een van de in de artikelen 2 en 3 bedoelde strafbare feiten, van elke ondervraging van het minderjarige slachtoffer of, in voorkomend geval, van een minderjarige getuige video-opnamen kunnen worden gemaakt, die volgens het nationale recht van de betrokken lidstaat in de strafprocedure als bewijs kunnen worden aanvaard.
3. Jeder Mitgliedstaat trifft die erforderlichen Maßnahmen, um sicherzustellen, dass bei strafrechtlichen Ermittlungen wegen einer Straftat im Sinne der Artikel 2 und 3 sämtliche Vernehmungen des Opfers im Kindesalter oder gegebenenfalls eines Zeugen im Kindesalter auf Videoband aufgenommen und diese Aufnahmen im Einklang mit seinen einzelstaatlichen Rechtsvorschriften als Beweismaterial in Gerichtsverhandlungen verwendet werden können.