Volgens de verzoekers geeft de Ministerraad zelf aan dat de laatste zin van artikel 14, § 2, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State geen louter uitleggend karakter kan hebben, omdat de Ministerraad verwijst naar de parlementaire voorbereiding van de wet van 25 mei 1999.
Nach Darlegung der Kläger gebe der Ministerrat selbst an, dass der letzte Satz von Artikel 14 § 2 der koordinierten Gesetze über den Staatsrat keine rein auslegende Beschaffenheit aufweisen könne, da der Ministerrat auf die Vorarbeiten zum Gesetz vom 25. Mai 1999 verweise.