4. Wanneer de visserijsterftecoëfficiënt voor één van de betrokken kabeljauwbestanden door het WTECV is geschat op ten minste 10 % boven de in artikel 4 bepaalde minimale visserijsterftecoëfficiënt, wordt het totale aantal dagen waarop de visserij met het in lid 1 genoemde vistuig is toegestaan, met 10 % verlaagd ten opzichte van het totale aantal dagen waarop die visserij in het lopende jaar is toegestaan.
(4) Liegt die fischereiliche Sterblichkeit für einen der betreffenden Dorschbestände nach Einschätzung des STECF um wenigstens 10 % über dem in Artikel 4 definierten Mindestwert für die fischereiliche Sterblichkeit, wird die Gesamtzahl der Tage, an denen die Fischerei mit den in Absatz 1 genannten Fanggeräten erlaubt ist, gegenüber der entsprechenden Gesamtzahl des laufenden Jahres um 10 % reduziert.