Het Hof wordt gevraagd of artikel 332quinquies, § 2, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek bestaanbaar is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doordat de moeder van een kind dat nog niet de volle leeftijd van één jaar heeft bereikt op het ogenblik van het instellen van een vordering tot vaststelling van het vaderschap, door de persoon die beweert de biologische vader van het kind te zijn, zich tegen die vordering niet kan verzetten op basis van het belang van het kind, terwijl de moeder van een kind dat op het ogenblik van het instellen van de vordering wel de leeftijd van één jaar heeft bereikt, zich wel kan verzetten op die basis.
Der Gerichtshof wird gefragt, ob Artikel 332quinquies § 2 Absatz 1 des Zivilgesetzbuches mit den Artikeln 10 und 11 der Verfassung vereinbar sei, insofern die Mutter eines Kindes, das zum Zeitpunkt des Einreichens einer Vaterschaftsfeststellungsklage durch die Person, die behaupte, der biologische Vater des Kindes zu sein, das erste Lebensjahr noch nicht vollendet habe, gegen diese Klage keinen Einspruch auf der Grundlage des Interesses des Kindes erheben könne, während die Mutter eines Kindes, das zum Zeitpunkt des Einreichens der Klage das erste Lebensjahr bereits vollendet habe, wohl auf dieser Grundlage Einspruch erheben könne.