Sinds de inwerkingtreding van de bestreden artikelen 6 en 121 van de wet van 5 februari 2016 is het dus niet langer zo dat de wet de berechting van de zwaarste misdaden voorbehoudt aan het rechtscollege dat artikel 150 van de Grondwet ten behoeve van diegenen die worden vervolgd voor dergelijke misdaden aanwijst.
Seit dem Inkrafttreten der angefochtenen Artikel 6 und 121 des Gesetzes vom 5. Februar 2016 ist es also nicht mehr so, dass im Gesetz die Beurteilung der schwersten Verbrechen dem Rechtsprechungsorgan vorbehalten wird, das in Artikel 150 der Verfassung für diejenigen bestimmt wird, die wegen solcher Verbrechen verfolgt werden.