11. benadrukt dat academisch personeel en studenten, alsook hun organisati
es en verenigingen, moeten worden betrokken bij de modernisering van instellingen voor hoge
r onderwijs; stelt voorop dat zowel uitmuntend onderzoek in de brede zin van het woord als uitmuntend onderwijs en wetenschappelijke prestaties moeten wor
den beloond, zonder hierbij de instellingen voor hoger onderwijs – zoals de faculteiten geesteswetenschappen – te b
...[+++]enadelen die niet passen in het schema van beoordelings- en prestatiecriteria die uitsluitend van toepassing zijn op door de markteconomie gevraagde kwalificaties;
11. hebt hervor, dass Lehrkörper und Studierende sowie deren Organisationen und Vereinigungen an der Modernisierung von Hochschuleinrichtungen beteiligt sein müssen; betont, dass sich sowohl Exzellenz in der Forschung im allgemeinen Sinne als auch Exzellenz in der Lehre und in den wissenschaftlichen Ergebnissen lohnen muss, ohne damit Hochschuleinrichtungen – wie etwa die geisteswissenschaftlichen Fakultäten – zu benachteiligen, die nicht in das Schema der Bewertungs- und Leistungskriterien passen, die sich allein auf marktwirtschaftlich geforderte Qualifikationen stützen;