27. is van oordeel dat de ontwikkeling van een Europese justitiële ruimte op grond van de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning moet worden gebaseerd op gelijkwaardige procedurele waarborgen in de hele EU en op de eerbiediging van de grondrechten, zoals wordt benadrukt in artikel 6 van het EU-Verdrag; vraagt dat spoedig een adequate wetgevingsmaatregel betreffende de rechten van personen in strafrechtelijke procedures wordt vastgesteld; verzoekt de lidstaten ervoor te zorgen dat het Europese aanhoudingsbevel en andere wederzijdse-erkenningsmaatregelen worden toegepast overeenkomstig de EU-normen inzake mensenrechten, zodat niet-naleving van deze normen een grond voor niet-uitvoering kan zijn;
27. ist der Auffassung, dass die Entwicklung eines auf der Anwendung des Grundsatzes der gegenseitigen Anerkennung beruhenden europäischen Rechtsraums sich auf die entsprechenden Verfahrensgarantien in der gesamten EU und die Achtung der Grundrechte, wie sie in Artikel 6 des EU-Vertrags unterstrichen werden, gründen muss; fordert die rasche Annahme einer angemessenen legislativen Maßnahme zu den Rechten des Einzelnen in Strafverfahren; fordert die Mitgliedstaaten auf, sicherzustellen, dass der Europäische Haftbefehl und andere Maßnahmen der gegenseitige Anerkennung im Einklang mit den EU-Menschenrechtsstandards so angewandt werden, dass eine Nichteinhaltung dieser Standards ein Grund für die Ablehnung der Vollstreckung sein kann;