« Schendt artikel 57, § 2, van de [organieke] wet van 8 juli 1976 [betreffende de openbare centra voor maatschappelijke welzijn], in de bewoordingen
zoals na het arrest gewezen door het Arbitragehof op 22 april 1998, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in zoverre het zonder duidelijke redelijke verantwoording personen die zich in fundamenteel verschillende situaties bevinden op dezelf
de wijze behandelt, namelijk zij die van het nationale grondgebied kunnen worden verwijderd, omdat ze de regularisatie van hun verblijf niet hebben aan
...[+++]gevraagd, en zij die niet kunnen worden verwijderd, met toepassing van een dwingende bepaling van de wet, namelijk artikel 14 van de wet van 22 december 1999 ?
« Verstösst Artikel 57 § 2 des [ÖSHZ-] Gesetzes vom 8. Juli 1976, so wie er sich nach dem am 22. April 1998 vom Schiedshof verkündeten Urteil darstellt, gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung, soweit er ohne vernünftige und erkennbare Rechtfertigung Personen, die sich in grundverschiedenen Situationen befinden, gleich behandelt, und zwar diejenigen, die vom Staatsgebiet entfernt werden dürfen, weil sie nicht die Regularisierung ihres Aufenthalts beantragt haben, und diejenigen, die aufgrund einer zwingenden Gesetzesbestimmung, und zwar Artikel 14 des Gesetzes vom 22. Dezember 1999, nicht vom Staatsgebiet entfernt werden dürfen?