De omgevingstemperatuur moet in de buurt blijven van de oppervlaktetemperatuur van de natgemaakte testbaan; het verschil tussen de omgevingstemperatuur en de oppervlaktetemperatuur van de natgemaakte testbaan mag niet meer dan 10 °C bedragen.
Die Umgebungstemperatur muss stets nahe der Temperatur der benetzten Oberfläche liegen; der Temperaturunterschied zwischen der Umgebung und der benetzten Oberfläche muss weniger als 10 °C betragen.