2. Elke lidstaat erkent de in lid 1, tweede alinea, bedoelde en aan onderdanen van de lidstaten door andere lidstaten afgegeven certificaten, door daaraan op zijn grondgebied hetzelfde rechtsgevolg toe te kennen als aan de door hemzelf afgegeven opleidingstitels die het mogelijk maken de werkzaamheden van arts als huisarts in het kader van zijn nationale stelsel van sociale zekerheid uit te oefenen.
(2) Jeder Mitgliedstaat erkennt die Bescheinigungen nach Absatz 1 Unterabsatz 2 an, die andere Mitgliedstaaten den Staatsangehörigen der Mitgliedstaaten ausstellen, und verleiht ihnen in seinem Hoheitsgebiet dieselbe Wirkung wie den von ihm ausgestellten Ausbildungsnachweisen, die die Ausübung des ärztlichen Berufes als praktischer Arzt im Rahmen seines Sozialversicherungssystems gestatten.