1. De activiteiten waarin de artikelen 4 en 5, artikel 6, leden 2 en 3, en artikel 7, lid 2, voorzien, worden verricht in het kader van nationale programma's die de lidstaten voor periodes van twee jaar opstellen.
(1) Die in den Artikeln 4 und 5, in Artikel 6 Absätze 2 und 3 sowie in Artikel 7 Absatz 2 vorgesehenen Tätigkeiten sind durch nationale Programme durchzuführen, die von den Mitgliedstaaten für Zeiträume von jeweils zwei Jahren aufzustellen sind.