2
. Indien de persoon die het voornemen heeft de in lid 1 bedoelde deelnemingen te verwerven, een kredietinstelling, verzekeringsonderneming of beleggingsonderneming is waaraan in een andere lidstaat vergunning is verleend, of een moederonderneming van een kredietinstelling, verzekeringsonderneming of beleggingsonderneming waaraan in een andere lidstaat vergunning
is verleend, of een natuurlijke persoon of rechtspersoon die
zeggenschap uitoefent ...[+++] over een kredietinstelling, verzekeringsonderneming of beleggingsonderneming waaraan in een andere lidstaat vergunning is verleend, en
indien de kredietinstelling waarin de verwerver een deelneming beoogt te houden, daardoor een dochteronderneming van de verwerver wordt of onder zijn zeggenschap komt, wordt zijn acquisitie beoordeeld volgens de procedure van voorafgaande raadpleging waarin artikel 15 voorziet.