b) de aggregaten van de diverse componenten van de toegevoegde waarde tegen basisprijzen per bedrijfstak minus het verbruik van indirect gemeten diensten van financiële intermediairs (geregistreerd in een nominale bedrijfstak, zie punt 9.33) plus de netto produktgebonden belastingen (de inkomensmethode);
b) nach dem Einkommensansatz als Summe aller Komponenten der Wertschöpfung zu Herstellungspreisen der Wirtschaftsbereiche, abzüglich der unterstellten Bankgebühr (siehe 9.33) und zuzüglich der Nettogütersteuern;