4. wijst erop dat onderwijs- en vaardigheidsbeleid niet alleen gericht moet zijn op het vervullen van de behoeften van de arbeidsmarkt, maar ook op het toerusten van mensen met de noodzakelijke transversale competenties om zich als actieve en verantwoordelijke burgers te ontwikkelen; dringt er bij de Commissie en de lidstaten op aan te respecteren dat onderwijs en opleiding een fundamenteel recht vormen en op zichzelf zeer waardevol zijn;
4. weist erneut darauf hin, dass die Maßnahmen in Bezug auf Bildung und Fertigkeiten nicht allein darauf abzielen sollten, dem Bedarf des Arbeitsmarkts zu entsprechen, sondern auch darauf, Einzelperson mit den erforderlichen bereichsübergreifenden Kompetenzen auszustatten, sodass sie sich zu aktiven und verantwortungsbewussten Bürgern entwickeln können; fordert die Kommission und die Mitgliedstaaten auf, zu berücksichtigen, dass Bildung und Ausbildung ein Grundrecht darstellen und einen hohen Wert an sich besitzen;