"Zonder toestemming van de Kamer waartoe hij behoort, kan een lid van het parlement niet worden onderworpen aan fouillering of huiszoeking, en evenmin kan hij worden aangehouden of anderszins worden beroofd van zijn persoonlijke vrijheid, of in hechtenis worden gehouden, behalve voor de tenuitvoerlegging van een definitieve veroordeling, of indien op heterdaad betrapt bij het begaan van een misdrijf waarvoor arrestatie verplicht is".
Im vorliegenden Fall gilt Artikel 68 Absatz 2: „Ohne die Zustimmung seiner Kammer darf kein Mitglied des Parlaments einem Strafverfahren unterzogen werden; es darf nicht verhaftet oder auf andere Weise der persönlichen Freiheit beraubt werden, keiner Leibesvisitation oder Hausdurchsuchung unterzogen werden oder in Haft gehalten werden, es sei denn, in Vollstreckung eines rechtskräftigen Urteils oder, wenn es beim Begehen einer Tat, für die ein Haftbefehl erlassen werden muss, überrascht wurde“.