2. Voor een nieuwe voortstuwingsmotor, een ruilvoortstuwingsmotor en een technisch gewijzigde voortstuwingsmotor van de in lid 1 bedoelde vissersvaartuigen verstrekken de bevoegde autoriteiten van de lidstaten een officiële certificering waaruit blijkt dat die motor geen groter maximaal continu motorvermogen kan ontwikkelen dan het vermogen dat op het motorcertificaat staat.
(2) Neue Antriebsmaschinen, Ersatzantriebsmaschinen und technisch veränderte Antriebsmaschinen von Fischereifahrzeugen gemäß Absatz 1 benötigen eine offizielle Zertifizierung durch die zuständigen Behörden der Mitgliedstaaten, aus der hervorgeht, dass sie keine höhere Dauerleistung erbringen können als im Maschinenzertifikat angegeben.