3. Indien de bevoegde autoriteit van oordeel is dat de dieren tijdens het transport zijn verwaarloosd of mishandeld en daarom niet in een conditie verkeren om de reis te voltooien, moeten zij worden uitgeladen, gedrenkt en gevoederd, en rust krijgen waarbij zo nodig maatregelen worden genomen overeenkomstig artikel 22.
3. Ist die zuständige Behörde der Auffassung, dass Tiere im Verlaufe der Beförderung vernachlässigt oder misshandelt wurden und daher zur Weiterbeförderung zum Endbestimmungsort nicht transportfähig sind, so veranlasst sie, dass die Tiere entladen, getränkt und gefüttert werden und ruhen können sowie, falls erforderlich, Maßnahmen gemäß Artikel 22 eingeleitet werden.