1. Wanneer de weersomstandigheden zulks in bepaalde wijnbouwzones van de Gemeenschap noodzakelijk hebben gemaakt, kunnen de betrokken lidstaten een verhoging toestaan van het natuurlijke alcohol-volumgehalte van druiven, van druivenmost, van gedeeltelijk gegiste druivenmost, van jonge, nog gistende wijn, voorzover deze producten afkomstig zijn van in artikel 42, lid 5, bedoelde druivenrassen, alsmede van wijn die tot tafelwijn kan worden verwerkt en van tafelwijn.
1. Wenn es die Witterungsverhältnisse in bestimmten Weinbauzonen der Gemeinschaft erforderlich machen, können die betreffenden Mitgliedstaaten eine Erhöhung des natürlichen Alkoholgehalts der frischen Weintrauben, des Traubenmostes, des teilweise gegorenen Traubenmostes und des Jungweins - soweit diese Erzeugnisse aus Rebsorten im Sinne des Artikels 42 Absatz 5 gewonnen worden sind - sowie des zur Gewinnung von Tafelwein geeigneten Weins und des Tafelweins zulassen.