Die interpretatie berust op een arrest van het Hof van Cassatie van 2 september 2004 (C. 01.0186.F), dat een ommekeer in zijn rechtspraak uitmaakt en volgens hetwelk « de aan de schuldeiser verschuldigde schadevergoeding, met toepassing van artikel 1151 [van het Burgerlijk Wetboek],
alleen hetgeen een noodzakelijk gevolg is van het niet uitvoeren van de overeenkomst moet omvatten » en « het honorarium en de kosten van een advocaat of van een technisch raadsman die de benadeelde van een contractuele fout heeft betaald, een vergoedbaar element van zijn schade kunnen vormen, in zoverre zi
j dat noodzakelijke ...[+++]karakter vertonen ».
Diese Auslegung beruht auf einem Urteil des Kassationshofes vom 2. September 2004 (C. 01.0186.F), das eine Wende in seiner Rechtsprechung darstellt und wonach « die Entschädigung, die dem Gläubiger in Anwendung von Artikel 1151 [des Zivilgesetzbuches] geschuldet ist, nur dasjenige umfassen soll, was sich zwangsläufig aus der Nichterfüllung des Vertrags ergibt » und « das Honorar und die Kosten eines Rechtsanwalts oder eines technischen Beraters, die der durch einen vertraglichen Fehler Benachteiligte gezahlt hat, ein ersetzbares Element seines Schadens darstellen können, insofern sie diese zwangsläufige Beschaffenheit aufweisen ».