„vermoeden van fraude”, wat daaronder wordt verstaan in artikel 1 bis, punt 4, van V
erordening (EG) nr. 1681/94, namelijk een onregelmatigheid die aanleiding geeft tot het inleiden, op nationaal vlak, van een administratieve en/of gerechtelijke procedure om na te gaan of er sprake is van een opzettelijke handeling, in he
t bijzonder fraude, zoals bedoeld in artikel 1, lid 1, onder a), van de Overeenkomst van 26 juli 1995, opgesteld op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, aangaande de bescherming van de fi
...[+++]nanciële belangen van de Europese Gemeenschappen.