Traduction de «nr 2659 2000 voor oo-overeenkomsten » (Néerlandais → Allemand) :

[23] Zie bijvoorbeeld de Groepsvrijstellingsverordening (EG) nr. 2659/2000 voor OO-overeenkomsten (PB L 304 van 5.12.2000, blz. 7) en de Richtsnoeren inzake de toepasselijkheid van artikel 81 van het EG-Verdrag op horizontale samenwerkingsovereenkomsten (PB C 3 van 6.1.2001, blz. 2).
[23] S. z. B. die FE-Vereinbarungen betreffende Gruppenfreistellungsverordnung (EG) Nr. 2659/2000 (ABl. L 304 vom 5.12.2000, S. 7) und die Leitlinien zur Anwendbarkeit von Artikel 81 EG-Vertrag auf Vereinbarungen über horizontale Zusammenarbeit (ABl. C 3 vom 6.1.2001, S. 3).

Het verbod van artikel 101, lid 1, van het Verdrag geldt gedurende de periode van 1 januari 2011 tot en met 31 december 2012 niet voor op 31 december 2010 reeds van kracht zijnde overeenkomsten die niet aan de in deze verordening gestelde voorwaarden voor vrijstelling, maar wel aan de in Verordening (EG) nr. 2659/2000 gestelde voorwaarden voor vrijstelling voldoen.
Das Verbot des Artikels 101 Absatz 1 AEUV gilt in der Zeit vom 1. Januar 2011 bis zum 31. Dezember 2012 nicht für bereits am 31. Dezember 2010 in Kraft befindliche Vereinbarungen, die zwar nicht die Freistellungsvoraussetzungen dieser Verordnung, aber die Freistellungsvoraussetzungen der Verordnung (EG) Nr. 2659/2000 erfüllen.

Momenteel worden voor de beoordeling van horizontale samenwerkingsovereenkomsten richtsnoeren gegeven in twee "groepsvrijstellingsverordeningen" (Verordening (EG) nr. 2659/2000 van de Commissie betreffende onderzoeks- en ontwikkelings-(OO)overeenkomsten en Verordening (EG) nr. 2658/2000 van de Commissie betreffende specialisatieovereenkomsten) en de daarbij horende "horizontale richtsnoeren".
Die Regeln für die Prüfung von Vereinbarungen über horizontale Zusammenarbeit sind derzeit in zwei Gruppenfreistellungsverordnungen der Kommission (Verordnung (EG) Nr. 2659/2000 betreffend Forschungs- und Entwicklungsvereinbarungen und Verordnung (EG) Nr. 2658/2000 über Spezialisierungsvereinbarungen) und den dazugehörigen sogenannten „Horizontalen Leitlinien“ zusammengestellt.

De wetgever verantwoordde de keuze om, wat de netting- overeenkomsten betreft, het toepassingsgebied ratione personae uit te breiden tot entiteiten buiten de financiële sector, door de bescherming waarvoor die overeenkomsten al in aanmerking kwamen in het kader van de verordening (EG) nr. 1346/2000 van de Raad van 29 mei 2000 betreffende insolventieprocedures (PB L 160, 30 juni 2000, p. 1), en doordat het aangewezen was het systeem te veralgemenen (Parl. St., Kamer, 2004-2005, DOC 51-1407/001, pp. 34-35).
Der Gesetzgeber hat die Erweiterung des Anwendungsbereichs ratione personae ausserhalb des Finanzsektors in Bezug auf Nettingvereinbarungen mit dem Schutz gerechtfertigt, den diese bereits im Rahmen der Verordnung (EG) Nr. 1346/2000 des Rates vom 29. Mai 2000 über Insolvenzverfahren (ABl. L 160, 30. Juni 2000, p. 1) erhalten konnten, und mit der notwendigen Verallgemeinerung des Systems (Parl. Dok., Kammer, 2004-2005, DOC 51-1407/001, SS. 34-35).

De wetgever is bovendien verder gegaan dan de omzetting van de richtlijn 2002/47/EG van 6 juni 2002 door het toepassingsgebied ratione personae van de wet uit te breiden tot buiten de financiële sector, wegens de bescherming waarvoor de netting- overeenkomsten reeds in aanmerking komen in het kader van de Europese verordening nr. 1346/2000 betreffende insolventieprocedures.
Der Gesetzgeber ist ausserdem über die Umsetzung der Richtlinie 2002/47/EG vom 6. Juni 2002 hinausgegangen, indem er den Anwendungsbereich ratione personae des Gesetzes auf den Bereich ausserhalb des Finanzsektors ausdehnte wegen des Schutzes, den Nettingvereinbarungen bereits im Rahmen der europäischen Verordnung Nr. 1346/2000 über Insolvenzverfahren erhalten können.

Bijgevolg moet de relatie worden onderzocht tussen de GVTO en Verordening (EG) nr. 2658/2000 van de Commissie betreffende de toepassing van artikel 81, lid 3, van het Verdrag op groepen specialisatieovereenkomsten(32), Verordening (EG) nr. 2659/2000 van de Commissie betreffende de toepassing van artikel 81, lid 3, van het Verdrag op groepen onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomsten(33) en Verordening (EG) nr. 2790/1999 betreffende de toepassing van artikel 81, lid 3, van het Verdrag op groepen verticale overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen(34).
Daher ist es notwendig, auf die Schnittstellen zwischen der TT-Gruppenfreistellungsverordnung und den Verordnungen (EG) Nr. 2658/2000 der Kommission über die Anwendung von Artikel 81 Absatz 3 des Vertrags auf Gruppen von Spezialisierungsvereinbarungen(32), (EG) Nr. 2659/2000 über die Anwendung von Artikel 81 Absatz 3 auf Gruppen von Vereinbarungen über Forschung und Entwicklung(33) und (EG) Nr. 2790/1999 über die Anwendung von Artikel 81 Absatz 3 des Vertrags auf Gruppen von vertikalen Vereinbarungen und aufeinander abgestimmten Verhaltensweisen(34) einzugehen.

59. Verordening (EG) nr. 2659/2000 inzake onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomsten heeft betrekking op overeenkomsten waarbij twee of meer ondernemingen overeenkomen gemeenschappelijk onderzoek en ontwikkeling te verrichten en gemeenschappelijk de resultaten daarvan te exploiteren.
59. Die Verordnung (EG) Nr. 2659/2000 über Forschungs- und Entwicklungsvereinbarungen gilt für Vereinbarungen, die zwei oder mehr Unternehmen treffen, um gemeinsam Forschungs- und Entwicklungsarbeiten durchzuführen und deren Ergebnisse gemeinsam zu nutzen.