Wat betreft de uitzondering waarin is voorzien in de overgangsregeling van onttrekking die het voorwerp uitmaakt van de prejudiciële vraag, namelijk dat de procedure tot onttrekking niet wordt toegepast wanneer er ten minste één Belgische klager was op het ogenblik van het instellen van de strafvordering in een zaak waarvoor een onderzoeksdaad is gesteld vóór de datum van inwerkingtreding van de wet van 5 augustus 2003, stelt de memorie van toelichting dat de wetgever de draagwijdte van de afwijking heeft willen beperken tot uitsluitend die zaken die, op het ogenblik van de inwerkingtreding van de wet « een duidelijk aanknopingspunt met België » vertoonden (Parl. St., Kamer, B.Z. 2003, DOC 51-0103/001, p. 10).
In bezug auf die in der bergangsregelung bezüglich der Entbindung, die Gegenstand der präjudiziellen Frage ist, vorgesehene Ausnahme, nämlich dass das Entbindungsverfahren nicht angewandt wird, wenn wenigstens ein Kläger zum Zeitpunkt der Einleitung der Strafverfolgung in einer Rechtssache, die vor dem Inkrafttreten des Gesetzes vom 5. August 2003 Gegenstand einer gerichtlichen Untersuchungshandlung war, die belgische Staatsangehörigkeit besass, heisst es in der Begründung, dass der Gesetzgeber die Tragweite der Abweichung nur auf die Rechtssachen begrenzen wollte, die zum Zeitpunkt des Inkrafttretens des Gesetzes « eine deutliche Verbindung zu Belgien » aufwiesen (Parl. Dok., Kammer, Sondersitzungsperiode 2003, DOC 51-0103/001, S. 10).