Nadat de Ministerraad een overzicht heeft gegeven v
an de verschillende jurisdictionele, gerechtelijke en administratieve procedures waarbij de koninklij
ke besluiten van 28 oktober 1994 en 16 december 1996 in het geding worden gebracht alsmede van de verschillende onwettigheden - naar de vorm, de inhoud en op het vlak van de bevoegdheid - die tegen de genoemde besluiten worden aangevoerd, besluit hij dat « er uitspraken zijn gedaan in de meest uiteenlopende richtingen » en dat het geen argumenten ten gronde zijn ma
...[+++]ar wel degelijk argumenten in verband met de procedure of gebaseerd op de onbevoegdheid van de uitvoerende macht die in aanmerking zijn genomen.
Nachdem der Ministerrat die verschiedenen Rechtsprechungs-, Gerichts- und Verwaltungsverfahren, die sich mit den königlichen Erlassen vom 28. Oktober 1994 und 16. Dezember 1996 befassten, sowie die verschiedenen angeblichen Gesetzwidrigkeiten - in bezug auf die Form, den Inhalt und die Zuständigkeit - für die besagten Erlasse aufgelistet hat, schlussfolgert er, dass « die Rechtsprechung auf unterschiedlichste Weise geurteilt hat » und dass nicht inhaltliche Argumente, sondern Verfahrensargumente oder solche, die auf der Nichtzuständigkeit der vollziehenden Gewalt beruhten, aufgegriffen worden seien.