Schenden de artikelen 23 en 25 van hetzelfde decreet, gelezen in hun onderlinge samenhang, de artikelen 10, 11 en 24, § 4, van de Grondwet, doordat studenten die voor de duur van hun studies zelfredzaam zijn door eigen spaargelden, niet als zelfstandig student beschouwd worden omdat zij geen beroepsinkomen genieten of niet voor de arbeidsmarkt beschikbaar zijn ?
Verstossen die Artikel 23 und 25 desselben Dekrets in Verbindung miteinander gegen die Artikel 10, 11 und 24 § 4 der Verfassung, indem Studenten, die während der Dauer ihres Studiums durch eigene Spargelder finanziell selbständig sind, nicht als selbständige Studenten betrachtet werden, weil sie nicht über Berufseinkünfte verfügen oder dem Arbeitsmarkt nicht zur Verfügung stehen?