De wetgever heeft aldus de bekommernis om de rechtzoekende in staat te stellen zich te verdedigen, en daarbij te vermijden dat een betekening tijdens de gerechtelijke vakantie hem zou overvallen omdat zij onvoldoende bekend zou zijn, enerzijds, (Parl. St., Senaat, 1969-1970, nr. 138, p. 2), willen verenigen met de bekommernis om de gerechtelijke procedures, en meer in het bijzonder de procedures die spoedeisend zijn, niet te vertragen, anderzijds.
Der Gesetzgeber wollte somit das Bemühen, dem Rechtsuchenden die Möglichkeit zur Verteidigung zu bieten, indem vermieden wurde, dass eine Zustellung während der Gerichtsferien den Rechtsuchenden überrumpeln würde wegen ihrer unzureichenden Bekanntheit, einerseits (Parl. Dok., Senat, 1969-1970, Nr. 138, S. 2) mit dem Bemühen, die Gerichtsverfahren - insbesondere die dringenden Verfahren - nicht zu verzögern, andererseits in Einklang bringen.