De heer van den Broek omschreef het beleid van de Gemeenschap om de inachtneming van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden tot een "essentieel onderdeel" te maken van haar kaderovereenkomsten met derde landen, als een uitdrukking van een gemeenschappelijk streven, dat met vereende krachten moet worden voortgezet.
Hans van den Broek bezeichnete die Politik der Gemeinschaft, die Achtung der Menschenrechte und Grundfreiheiten zu einem wesentlichen Bestandteil ihrer Rahmenabkommen mit Drittländern zu machen, als Ausdruck des gemeinsamen Willens, weitere Fortschritte in diesem Bereich zu erzielen.