De Raad van State heeft in zijn arresten nrs. 105.837 en 105.839 van 24 april 2002 weliswaar de beroepen verworpen die door de verzoekende partijen tegen de bekrachtigde besluiten waren ingesteld, en was daarbij met name van mening dat de partijen geen belang hadden om incidentele middelen op te werpen afgeleid uit de schending van rechtstreeks van toepassing zijnde verdragsrechtelijke bepalingen, tegen bepalingen die het vo
orwerp uitmaken van onderhavige beroepen of van arresten die door het Hof op vroegere beroepen zijn gewezen, maar niettemin hebben de verzoekende partijen dergelijke middelen kunnen aanvoeren tot staving van zowel de
...[+++]ene als de andere van die beroepen.
Zwar hat der Staatsrat mit seinen Urteilen Nrn. 105. 837 und 105.839 vom 24. April 2002 die Klagen der klagenden Parteien gegen die bestätigten Erlasse abgewiesen, indem er insbesondere den Standpunkt vertrat, sie hätten kein Interesse daran, die aus dem Verstoss gegen unmittelbar anwendbare Bestimmungen des internationalen Vertragsrechts abgeleiteten Inzidentklagegründe gegen Bestimmungen, die Gegenstand der nun vorliegenden Klagen sind, oder Urteile des Hofes über vorherige Klagen geltend zu machen, doch die klagenden Parteien konnten dennoch solche Klagegründe zur Untermauerung einige dieser Klagen anführen.