Overwegende dat de bijstand , waartoe door de Commissie ten laste van de afdeling Oriëntatie van het Fonds is besloten voor projecten in de zin van artikel 13 van Verordening nr . 17/64/EEG van de Raad van 5 februari 1964 betreffende de voorwaarden voor het verlenen van bijstand door het Europees Oriëntatie - en Garantiefonds voor de Landbouw ( 2 ) , laatstelijk gewijzigd bij de Verordeningen ( EEG ) nr . 728/70 ( 3 ) en ( EEG ) nr . 729/70 ( 4 ) , niet onder de bepalingen van de onderhavige verordening valt , aangezien deze uitgaven van andere aard zijn ,
DIE VON DER KOMMISSION FÜR VORHABEN IM SINNE DES ARTIKELS 13 DER VERORDNUNG NR . 17/64/EWG DES RATES VOM 5 . FEBRUAR 1964 ÜBER DIE BEDINGUNGEN FÜR DIE BETEILIGUNG DES EUROPÄISCHEN AUSRICHTUNGS - UND GARANTIEFONDS FÜR DIE LANDWIRTSCHAFT ( 2 ) , ZULETZT GEÄNDERT DURCH DIE VERORDNUNGEN ( EWG ) NR . 728/70 ( 3 ) UND ( EWG ) NR . 729/70 ( 4 ) , BESCHLOSSENEN ZUSCHÜSSE DER ABTEILUNG AUSRICHTUNG DES FONDS FALLEN NICHT UNTER DIESE VERORDNUNG , WEIL DIESE AUSGABEN EINEN ANDEREN CHARAKTER HABEN -