De aan de door de Raad van State gestelde prejudiciële vraag onderliggende redenering komt erop neer dat twee grondwetsbepalingen tegenover elkaar worden gesteld : artikel 24, § 5, van de Grondwet, enerzijds, en artikel 160, anderzijds.
Die Überlegung, die der vom Staatsrat gestellten präjudiziellen Frage zugrunde liege, laufe darauf hinaus, zwei Verfassungsbestimmungen gegenüberzustellen: Artikel 24 § 5 der Verfassung einerseits und Artikel 160 andererseits.