De in het geding zijnde bepaling schrijft immers voor dat het college voor advies twintig leden moet tellen (artikel 15, § 1, eerste lid,) en dat er zestien socio-professionele categorieën of instellingen zijn waaruit ze moeten worden aangewezen (idem, vierde lid), waarbij elk van die entiteiten door ten minste één lid moet worden vertegenwoordigd (idem, vijfde lid).
Die angefochtene Bestimmung sieht nämlich vor, dass es zwanzig Mitglieder des begutachtenden Kollegiums gibt (Artikel 15 § 1 Absatz 1) und dass es sechzehn Einrichtungen und sozio-professionelle Kategorien gibt, unter denen sie bestimmt werden müssen (idem, Absatz 4), wobei jede dieser Einrichtungen und Kategorien durch wenigstens ein Mitglied vertreten sein muss (idem, Absatz 5).