Zowel uit de parlementaire voorbereiding van de grondwetsherziening van 1988 als uit de rechtspraak van het Hof (arresten nrs. 28/92 en 76/96) blijkt dat de onderwijsvrijheid zoals gewaarborgd door artikel 24, § 1, van de Grondwet, niet kan worden beperkt tot een keuze tussen scholen die gebaseerd zijn op een bepaalde confessionele of niet-confessionele levensbeschouwing, maar dat de onderwijsvrijheid ook het recht waarborgt tot het oprichten van scholen die hun eigenheid vinden in bepaalde pedagogische of onderwijskundige opvattingen.
Sowohl aus den Vorarbeiten zur Verfassungsrevision von 1988 als auch aus der Rechtsprechung des Hofes (Urteile Nrn. 28/92 und 76/96) gehe hervor, dass die Unterrichtsfreiheit, so wie sie durch Artikel 24 § 1 der Verfassung gewährleistet werde, nicht auf eine Wahl zwischen Schulen, die auf einer bestimmten konfessionellen oder nichtkonfessionellen Weltanschauung beruhten, beschränkt werden könne, sondern dass die Unterrichtsfreiheit das Recht auf Gründung von Schulen garantiere, deren besondere Merkmale in bestimmten pädagogischen oder erzieherischen Konzepten bestünden.