Met de prejudiciële vraag wordt het Hof verzocht te onderzoeken of de in het geding zijnde bepaling bestaanbaar is met de artikelen 10, 11, 23 en 191 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 14 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en met artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij dat Verdrag, dat het recht waarborgt op het ongestoord genot van eigendom.
Mit der präjudiziellen Frage wird der Hof gebeten zu prüfen, ob die fragliche Bestimmung mit den Artikeln 10, 11, 23 und 191 der Verfassung in Verbindung mit Artikel 14 der Europäischen Menschenrechtskonvention und mit Artikel 1 des ersten Zusatzprotokolls zu dieser Konvention, der das Recht auf Achtung des Eigentums gewährleiste, vereinbar sei.