Aangevoerde middelen: schending van de artikelen 65, lid 2, en 8, lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad van 26 februari 2009 inzake het gemeenschapsmerk, op grond dat de kamer van beroep misbruik v
an haar bevoegdheid heeft gemaakt bij de vaststelling van de bestreden beslissing, aangezien deze beslissing niet o
bjectief is en geen rechtsgrondslag heeft, en de kamer van beroep de criteria om uit te maken of sprake is van gevaar voor verwarring tussen het oudere merk e
n het betwiste merk ...[+++]onjuist heeft toegepast.
Klagegründe: Der Kläger ist der Auffassung, dass die streitige Entscheidung die Art. 65 Abs. 2 und Art. 8 Abs. 1 Buchstab. b der Verordnung Nr. 207/2009 des Rates verletze, da die Beschwerdekammer mit dem Erlass der streitigen Entscheidung, der es an Objektivität und einer rechtlichen Grundlage ermangele, ermessensmissbräuchlich gehandelt und die heranzuziehenden Kriterien, um eine Verwechslungsgefahr zwischen der älteren und der streitigen Marke zu ermitteln, fehlerhaft angewandt habe.