2. Indien de niet-naleving van de voorschriften van lid 1 samenhangt met een door een exploitant uitgevoerde activiteit en een direct gevaar voor de menselijke gezondheid oplevert of onmiddellijke en aanzienlijke nadelige gevolgen voor de veiligheid en/of het milieu dreigt te hebben, neemt de exploitant onverwijld de veiligst mogelijke risicobeperkende maatregelen, waaronder bijvoorbeeld de opschorting van de exploitatie van de installatie totdat de dreiging of het feitelijke, imminente gevaar onder controle is gebracht en de exploitant heeft aangetoond dat aan de in lid 1 vastgelegde voorschriften wordt voldaan.
2. In Fällen, in denen bei einer Aktivität eines Betreibers die Nichteinhaltung der Vorschriften nach Absatz 1 eine unmittelbare Gefahr für die menschliche Gesundheit bedeutet oder eine unmittelbare erhebliche negative Auswirkung auf die Sicherheit und/oder Umwelt zu verursachen droht, ergreift der Betreiber umgehend die sicherstmöglichen Abhilfemaßnahmen, darunter ggf. auch die Einstellung des Betriebs der Anlage, bis die drohende oder tatsächliche Gefahr abgewendet bzw. eingedämmt ist und der Betreiber nachgewiesen hat, dass die Einhaltung der Bestimmungen von Absatz 1 wiederhergestellt ist.