Die wetsbepaling zou een verschil in behandeling instellen tussen twee categorieën van schuldeisers die, na uitvoerend beslag op roerend goed te hebben gelegd, naar aanleiding van verzet van de beslagen schuldenaar bij verstek ertoe worden veroordeeld de schade te vergoeden die die schuldenaar heeft
geleden wegens het onrechtmatig geachte karakter van dat beslag : enerzijds, diegenen die een goed in beslag hebben genomen dat toebehoort aan een publiekrechtelijke rechtspersoon en waarop artikel 1412bis, § 2, van het Gerechtelijk Wetboek van toepassing is, omdat zij van mening zijn dat dat goed voor die rechtspersoon kennelijk niet nuttig
...[+++]is voor de uitoefening van zijn taak of voor de continuïteit van de openbare dienst, en, anderzijds, diegenen die een goed in beslag hebben genomen dat niet toebehoort aan een publiekrechtelijke rechtspersoon.Diese Gesetzesbestimmung führe zu einem Behandlungsunterschied zwischen zwei Kategorien von Gläubigern, die nach der Durchführung einer Mobiliarvollstreckungspfändung infolge des Einspruchs des gepfändeten Schuldners in Abwesenheit dazu verurteilt würden, den Schaden wiedergutzumachen, den dieser Schu
ldner wegen der als unrechtmässig erachteten Beschaffenheit dieser Pfändung erlitten hätte: einerseits diejenigen, die ein Gut gepfändet hätten, das einer juristischen Pers
on des öffentlichen Rechts gehöre und auf das Artikel 1412bis § 2
...[+++]des Gerichtsgesetzbuches anwendbar sei, da sie der Meinung seien, dass dieses Gut für diese juristische Person der Ausübung ihres Auftrags oder der Kontinuität des öffentlichen Dienstes offensichtlich nicht dienlich sei, und andererseits diejenigen, die ein Gut gepfändet hätten, das nicht einer juristischen Person des öffentlichen Rechts gehöre.