Aangezien de verzoekende partijen geen belang hebben, onder voorbehoud van wat is gezegd in B.3.3, om de vernietiging te vorderen van de artikelen 99 en 100 van de aangevochten wet en het beroep onontvankelijk is in zoverre het betrekking heeft op de artikelen 98 en 101 van die wet, zijn de tussenkomsten niet ontvankelijk.
Da die Kläger vorbehaltlich der Darlegungen unter B.3.3 kein Interesse daran haben, die Nichtigerklärung der Artikel 99 und 100 des angefochtenen Gesetzes zu beantragen und die Klage unzulässig ist, insofern sie sich auf die Artikel 98 und 101 dieses Gesetzes bezieht, sind die Interventionen unzulässig.