8. wijst erop dat bij het gebruik van bijproducten van de landbouw, energiegewassen alsmede producten en afval van de bosbouw gelet moet worden op aspecten op het vlak van energie-efficiëntie en duurzame ontwikkeling; stelt vast dat deze producten derhalve in eerste instantie zo efficiënt mogelijk voor verwarmingsdoeleinden moeten worden gebruikt;
8. betont, dass bei der Nutzung von Nebenprodukten der Landwirtschaft, Energiepflanzen sowie Erzeugnissen und Abfällen der Forstwirtschaft auf die Aspekte der Energieeffizienz und der nachhaltigen Entwicklung zu achten ist; stellt fest, dass diese Erzeugnisse deshalb mit Vorrang in der effizientesten Weise zu Heizzwecken genutzt werden müssen und dass sie zur Stromerzeugung nur dann genutzt werden dürfen, wenn eine effizientere Nutzung nicht möglich ist;