In de eerste prejudiciële vraag in de zaak nr. 4053 en in de prejudiciële vraag in de zaak nr. 4068, wordt
het Hof ondervraagd over de bestaanbaarheid van artikel 100, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Rijkscomptabiliteit met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doordat het voorziet in een vijfjarige verjaringstermijn voor schuldvorderingen op grond van de buitencontractuele aansp
rakelijkheid van de overheid, te rekenen vanaf de eerste januari van het begrotingsjaar in de lo
op waarvan zij zijn ...[+++]ontstaan, terwijl de gemeenrechtelijke schuldvorderingen tot vergoeding van schade op grond van buitencontractuele aansprakelijkheid verjaren door verloop van vijf jaar vanaf de dag volgend op die waarop de benadeelde kennis heeft gekregen van de schade of van de verzwaring ervan en van de identiteit van de daarvoor aansprakelijke persoon.In der ersten präjudiziellen Frage in der Rechtssache Nr. 4053 sowie in der präjudiziellen Frage in der Rechtssache Nr. 4068 wird der Hof über die Vereinbarkeit von Artikel 100 Absatz 1 Nr. 1 der koordinierten Gesetze über die Staatsbuchführung mit den Artikeln 10 und 11 der Verfassung befragt, indem diese Bestimmung eine fünfjährige Verjährungsfrist für Forderungen aufgrund der ausservertraglichen Haftung der öffentlichen Hand vorsieht, und zwar ab dem ersten Januar des Haushalt
sjahres, in dem sie entstanden sind, während die gemeinrechtlichen Schadenersatzforderungen aufgrund der ausservertraglichen Haftung nach fünf Jahren ab dem Tag,
...[+++] der demjenigen folgt, an dem der Geschädigte von dem Schaden oder dessen Verschlimmerung und von der Identität der dafür haftenden Person Kenntnis erhalten hat, verjähren.