Zijn argumentatie in ondergeschikte orde toont immers aan dat de Ministerraad heeft begrepen dat de prejudiciële vraag betrekking heeft op de artikelen 684 en 766 van het Wetboek van vennootschappen en dus op pertinente wijze zijn argumenten heeft kunnen ontwikkelen.
Seine hilfsweise vorgebrachte Argumentation zeigt nämlich, dass er verstanden hat, dass sich die Vorabentscheidungsfrage auf die Artikel 684 und 766 des Gesellschaftsgesetzbuches bezieht, und dass er seine Argumente somit in sachdienlicher Weise hat entwickeln können.