Bij interpretati
eve wet van 19 juni 1996 heeft de wetgever immers verduidelijkt dat voor de toepassing van de artikelen 2, §§ 1, 2 en 3, en 3, §§ 1, 2, 3, 5, 6 en 7, van de wet van 20 juli 1990 onder het woord « rustpensioen » moet worden verstaan « het vervangingsinkomen dat toegekend wordt aan de gerechtigde di
e wordt geacht door ouderdom arbeidsongeschikt te zijn geworden, welke toestand voor de mannelijke gerechtigden wordt geacht te ontstaan op
de leeftijd van 65 jaar en voor d ...[+++]e vrouwelijke gerechtigden op de leeftijd van 60 jaar ».
Mit dem auslegenden Gesetz vom 19. Juni 1996 hat der Gesetzgeber nämlich verdeutlicht, dass für die Anwendung von Artikel 2 §§ 1, 2 und 3 und von Artikel 3 §§ 1, 2, 3, 5, 6 und 7 des Gesetzes vom 20. Juli 1990 unter dem Wort « Ruhestandspension » « das Ersatzeinkommen [verstanden werden muss], das dem Anspruchsberechtigten bewilligt wird, der aufgrund seines Alters als arbeitsunfähig angesehen wird; von dieser Arbeitsunfähigkeit nimmt man an, dass sie für die männlichen Anspruchsberechtigten ab dem 65.