Uit de uiteenzetting van het verzoekschrift blijkt dat het Hof in het derde onderdeel van het middel wordt verzocht
zich uit te spreken over de bestaanbaarheid van artikel 12bis, vierde lid, tweede zin, van de wet van 17 april 1878 met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 6.1 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, in zoverre de bestreden bepaling een verschil in behandeling zou invoeren tussen, enerzijds,
de slachtoffers van misdrijven bedoeld in een regel van internationaal verdrag
s- of gewo ...[+++]onterecht waardoor België is gebonden, die een klacht hebben ingediend die wordt bedoeld in artikel 12bis, derde lid, 1° tot 3°, van de wet van 17 april 1878 en, anderzijds, de slachtoffers van een gemeenrechtelijk misdrijf.Aus den Darlegungen in der Klageschrift geht herv
or, dass der Hof im dritten Teil des Klagegrunds gebeten wird, über die Vereinbarkeit von Artikel 12bis Absatz 4 zweiter Satz des Gesetzes vom 17. April 1878 mit den Artikeln 10 und 11 der Verfassung, gegebenenfalls in Verbindung mit Artikel 6 Absatz 1 der Europäischen Menschenrechtskonvention, zu befinden, insofern die angefochtene Bestimmung einen Behandlungsunterschied einführe zwischen einerseits den Opfern von Straftaten im Sinne einer für Belgien verbindlichen Regel des intern
ationalen Vertrags- oder Gewohnhei ...[+++]tsrechts, die eine Beschwerde im Sinne von Artikel 12bis Absatz 3 Nrn. 1 bis 3 des Gesetzes vom 17. April 1878 eingereicht hätten, und andererseits den Opfern einer gemeinrechtlichen Straftat.