5. Bij gebreke van een overeenkomst uit hoofde van lid 3 van dit artikel of van een erkenning uit hoofde van lid 4 van dit artikel, kan de behandelende gedelegeerd Europese aanklager overeenkomstig artikel 13, lid 1, gebruikmaken van de bevoegdheden van nationaal aanklager van zijn lidstaat om, op basis van door die lidstaat gesloten internationale overeenkomsten of van toepasselijke nationale wetgeving en, indien nodig, via de bevoegde nationale autoriteiten, de autoriteiten van derde landen om rechtshulp in strafzaken te verzoeken.
(5) Falls keine Übereinkunft nach Absatz 3 besteht oder keine Anerkennung nach Absatz 4 erfolgt ist, kann der betraute Delegierte Europäische Staatsanwalt im Einklang mit Artikel 13 Absatz 1 von den Befugnissen eines nationalen Staatsanwalts seines Mitgliedstaats Gebrauch machen, um auf der Grundlage der von diesem Mitgliedstaat geschlossenen internationalen Übereinkünfte oder des geltenden nationalen Rechts — und, sofern erforderlich, über die zuständigen nationalen Behörden — die Behörden von Drittländern um Rechtshilfe in Strafsachen zu ersuchen.