In zoverre de verzoekende partijen de vernietiging vorderen van artikel 114, § 2, van het decreet van 18 mei 1999, zoals vervangen bij het bestreden artikel 36, blijkt uit het antwoord op de door het Hof gestelde vraag dat zij houder zijn van erfdienstbaarheden of van bij overeenkomst vastgestelde verplichtingen met betrekking tot het grondgebruik.
Insofern die klagenden Parteien die Nichtigerklärung von Artikel 114 § 2 des Dekrets vom 18. Mai 1999, ersetzt durch den angefochtenen Artikel 36, beantragen, geht aus der Antwort auf die Frage des Hofes hervor, dass sie Inhaber von Dienstbarkeiten oder von vertraglich festgelegten Verpflichtungen bezüglich der Bodennutzung sind.