126. brengt zijn bovengenoemde resolutie van 14 februari 2006 in herinnering inzake toekomstig EU-beleid inzake de toepassing van mensenrechtenc
lausules in alle EU-overeenkomsten; stelt in een eerste reactie vast dat de Commissie een aantal maatregelen heeft geschetst voor een verbeterd
e toepassing van de clausule, zoals de geleidelijke uitbreiding van het aantal mensenrechtencommissies naar meerdere derde landen; wijst erop dat de Raad nog geen specifiek antwoord heeft gegeven op bovenstaande resolutie en continue invoering van de
...[+++]clausule in de algemenere context van het buitenlands beleid prefereert; is ingenomen met het feit dat het tot het mandaat van de hoofden van de delegaties van de Commissie in derde landen behoort dat zij de mensenrechten specifieker benadrukken; maakt zich echter zorgen door het recente voorstel van de Commissie om voor India een uitzondering te maken op de regel dat alle EU-overeenkomsten een mensenrechten- en democratieclausule moeten bevatten, in het kader van de onderhandelingen voor de vrijhandelsovereenkomst tussen de EU en India; is van mening dat een dergelijke maatregel een stap achteruit zou betekenen en een zorgwekkend precedent zou kunnen scheppen voor toekomstige onderhandelingen voor handelsovereenkomsten; verzoekt daarom de Commissie en de Raad een duidelijk standpunt in te nemen inzake de gedetailleerde voorstellen die in de reeds aangehaalde resolutie van 14 februari 2006 staan; benadrukt in het bijzonder de noodzaak tot het invoeren van een bewakingsinstrument, regelmatige beoordeling van de nakoming van mensenrechtenverplichtingen en een progressief systeem van straffen voor niet-nakoming, om de juiste implementatie van de mensenrechten- en democratieclausule die vervat zijn in overeenkomsten die worden gesloten door de EU met derde landen te verzekeren; 126. erinnert an seine oben genannte Entschließung vom 14. Februar 2006 hinsichtlich der künftigen EU-Politik zur Anwendun
g von Menschenrechtsklauseln in allen EU-Abkommen; nimmt zur Kenntnis, dass die Kommission als eine erste Reaktion verschiedene Maßnahmen zur Verbesserung der Umsetzung der Klausel, wie die schrittweise Ausweitung der Menschenrechtskommissionen auf mehr Drittländer, ergriffen hat; weist darauf hin, dass der Rat noch nicht konkret auf die oben genannte Entschließung geantwortet hat, sondern es vorzieht, die Klausel weiter generell in der Außenpolitik anzuwenden; begrüßt die Tatsache, dass die Leiter von Delegatione
...[+++]n der Kommission in Drittländern im Rahmen ihres Mandats verpflichtet sind, noch konkreter auf die Menschenrechte einzugehen; ist jedoch besorgt über den jüngsten, anlässlich der Verhandlungen zum Freihandelsabkommen EU-Indien unterbreiteten Vorschlag der Kommission, Indien von der Regel auszunehmen, dass alle EU-Abkommen eine Menschenrechts- und Demokratieklausel enthalten müssen; ist der Auffassung, dass ein solches Verhalten ein Rückschritt wäre und einen bedenklichen Präzedenzfall für künftige Verhandlungen über Handelsabkommen schaffen würde; fordert deshalb, dass die Kommission und der Rat eindeutig Position zu den in der oben genannten Entschließung vom 14. Februar 2006 enthaltenen detaillierten Vorschlägen beziehen; weist besonders auf die Notwendigkeit hin, einen Kontrollmechanismus einzurichten bzw. für eine regelmäßige Bewertung der Einhaltung der Verpflichtungen im Bereich der Menschenrechte sowie für ein System abgestufter Sanktionen bei Nichteinhaltung dieser Verpflichtungen, als notwendige Elemente zu sorgen, um die korrekte Anwendung der Menschenrechts- und Demokratieklauseln in den Abkommen der Europäischen Union mit Drittländern zu gewährleisten;