(1 bis) De lidstaten nemen overeenkomstig artikel 9 de nodige maatregelen om de procedures vast te stellen om te waarborgen dat de subsystemen en veiligheidscomponenten alleen in kabelbaaninstallaties worden geïnstalleerd als ze de bouw mogelijk maken van kabelbaaninstallaties die voldoen aan de voorschriften van deze verordening en geen gevaar opleveren voor de gezondheid of veiligheid van personen of eigendommen wanneer ze op de juiste wijze worden geïnstalleerd, onderhouden en gebruikt overeenkomstig hun beoogde doel.
(1a) Die Mitgliedstaaten treffen gemäß Artikel 9 alle geeigneten Maßnahmen, um die Verfahren festzulegen, mit denen sichergestellt wird, dass die Teilsysteme und Sicherheitsbauteile nur in Seilbahnen eingebaut werden, wenn mit ihnen Seilbahnen gebaut werden können, die die Anforderungen dieser Verordnung erfüllen und die Gesundheit oder die Sicherheit von Personen oder das Eigentum nicht gefährden, sofern sie entsprechend ihrer bestimmungsgemäßen Verwendung ordnungsgemäß eingebaut wurden, gewartet und betrieben werden.