De « schuldvordering [...] op het pand dat zich in het bezit van de schuldeiser bevindt » maakt evenwel deel uit van de « schuldvorderingen, op bepaalde roerende goederen bevoorrecht » (artikel 20, 3°, van titel XVIII, van boek III van het Burgerlijk Wetboek), namelijk de schuldvorderingen waaraan een « bijzonder voorrecht » is gekoppeld.
Die « Forderung [...] auf das Pfand, das sich in den Händen des Gläubigers befindet » gehört jedoch zu den « Forderungen, für die ein Vorzugsrecht auf bestimmte bewegliche Güter » besteht (Artikel 20 Nr. 3 von Titel XVIII von Buch III des Zivilgesetzbuches), nämlich Forderungen, mit denen ein « besonderes Vorzugsrecht » verbunden ist.