Aan het Hof wordt een vraag gesteld over de grondwettigheid van artikel 12bis, § 4, derde lid, van het Wetboek van de Belgische nationaliteit, in zoverre het de procureur des Konings geen termijn oplegt om kennis te geven van de beslissing van de rechtbank waarbij zij uitspraak doet over de gegrondheid van het door het parket uitgebrachte negatieve advies.
Dem Hof wird eine Frage zur Verfassungsmässigkeit von Artikel 12bis § 4 Absatz 3 des Gesetzbuches über die belgische Staatsangehörigkeit gestellt, insofern er dem Prokurator des Königs keine Frist auferlege, um die Entscheidung des Gerichts, mit der es über die Begründetheit der durch die Staatsanwaltschaft abgegebenen negativen Stellungnahme befinde, zu notifizieren.