Volgens de Ministerraad zijn het derde en het vijfde middel in de zaak nr. 4312 niet ontvankelijk, aangezien het nadeel waarover de verzoekende partijen zich beklagen, niet zou voortvloeien uit de met die middelen bestreden artikelen 20 en 21 van de Antiracismewet, zoals ingevoegd bij de wet van 10 mei 2007, maar uit artikel 4 van het Internationaal Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie, ter uitvoering waarvan de bestreden artikelen werden aangenomen.
Nach Auffassung des Ministerrates seien der dritte und der fünfte Klagegrund in der Rechtssache Nr. 4312 nicht zulässig, da der durch die klagenden Parteien bemängelte Nachteil sich nicht aus den durch diese Klagegründe angefochtenen Artikeln 20 und 21 des Antirassismusgesetzes, eingefügt durch das Gesetz vom 10. Mai 2007, ergebe, sondern aus Artikel 4 des Internationalen Ubereinkommens zur Beseitigung jeder Form von Rassendiskriminierung, zu dessen Ausführung die angefochtenen Artikel angenommen worden seien.